Dit jaar is de bijensterfte vroeg begonnen. Eind oktober stond de teller al op 17 volkjes (van de in totaal 60 volken). Van de 17 waren er 16 slachtoffer van de verdwijnziekte en één volk was dood gegaan als gevolg van te weinig voer.
Bij de verdwijnziekte tref je in de bijenkast geen bij meer aan, ook geen dode bijen. Wel veel voer, stuifmeelramen en een verlaten broednest. Het is frusterend om te zien dat het vaak gaat om de grootste en beste volken.
De verdwijnziekte ontstaat door een virus die overgebracht wordt door varoamijten. Slechts een gering aantal besmette varoamijten is kennelijk voldoende om de verdwijnziekte over te brengen. Ook vorig jaar trad de meeste sterfte op in de bijenstal in Leiderdorp terwijl daar de minste mijten werden geteld.
Ondanks de hoge sterfte zo vroeg in het winterseizoen hou ik vast aan de biologische bestrijding met grondroofmijten en met het druppelen van de schimmel Metharizium rond de jaarwisseling.
De laatste vier jaar met de gangbare bestrijding met oxaalzuur en mierezuur lag het percentage bijensterfte op gemiddeld 40%.
Met de biologische aanpak kan het haast niet slechter gaan. Kennelijk moet je in deze fase een hoog stervingspercentage accepteren. In de hoop dat de overgebleven volkjes een groter natuurlijke weerstand hebben tegen de varoamijten en tegen het virus (natuurlijke selectie). Ik zie op dit moment geen andere optie.