Metarhizium

May
di 21

Sinds twee jaar behandel ik mijn volken met een Metarhizium-schimmel. In Amerika hebben onderzoekers een Metarhizium variant ontwikkeld die net zo effectief is tegen varroamijt als een oxaalzuurbehandeling (zie artikel van C. van der Laan uit Bijenhouden 2022-2). In Amerika is een vloeibare oplossing van Metarhizium toegelaten als druppelbehandeling tegen varroa. 
Twee jaar geleden ben ik begonnen met het druppelen van een vloeibare Metarhizium formulering. Het resultaat viel mij tegen. Het bleek dat de formulering beperkt houdbaar was en snel zijn sporenvorming verloor. De optimum temperatuur voor de ontwikkeling van de schimmel in een bijenvolk is 25-27oC. 
Vorig jaar is er een nieuwe Metarhizium op de markt gekomen van Bayer, onder de naam Bio 1020. Dit middel wordt in de tuinbouw door de grond gemengd ter bestrijding van tripspoppen en andere schadelijke insecten. In Bio 1020 is de schimmel geënt op rijstkorrels. Ik gebruik 50 gram Bio 1020 gemengd met 100 gram potgrond per volk. Na het mengen maak ik de potgrond goed vochtig. Vervolgens gaat het mengsel in een tot grondbakje omgebouwd sluitraam. De bijen zijn zeer hygiënisch en gaan met de grond slepen en komen zo in  aanraking met de schimmel. 
Tot vorig jaar zette ik ook grondroofmijten uit. Maar de Metarhizium blijkt schadelijk te zijn voor de Hypoaspis grondroofmijt. Daarom zet ik die niet meer uit. 
Sinds ik Bio 1020 gebruik is de varroa-druk zeer laag. Ik tel weinig mijten op de schuifladen. 
Over de bestrijding van de varroamijten ben ik tevreden. De wintersterfte vind ik nog veel te hoog. Ik wijt dit aan een virus in mijn bijenpopulatie. Welk virus is nog een vraag, ik zie nauwelijks bijen met misvormde vleugels veroorzaakt door het DWV-virus.

Virusoverdracht:

Het probleem van de grote wintersterfte wordt waarschijnlijk veroorzaakt door virus overdracht van bij op bij via bloembezoek en het voeren van suiker-honingramen en stuifmeelramen afkomstig van besmette volken en het vervliegen van bijen en met name darren. 
Amerikaans onderzoek toonde aan dat virusoverdracht via nectar en stuifmeel mogelijk is (zie Singh, R. e.a. RNA viruses in hymenopteran pollinators). 
Een te grote dichtheid van bijenvolken op één locatie maakt de kans op onderlinge besmetting met virus erg groot. Dit is misschien de verklaring voor veel wintersterfte onder volkjes die hebben gestaan in de Biesbosch op de springbalsemien. Ik heb daar een aantal jaren gestaan. De eerste symptomen van verdwijnziekte trad al op in de Biesbosch in september. Vervolgens verloor ik in de winter alle volken die op de springbalsemien hadden gestaan.

Nieuw seizoen, nieuwe kansen:

Na aankoop van drie verse Carnica volkjes uit Venlo is het aantal bijenvolken op dit moment 29. Hiervan zijn er 17 groot genoeg om komende weken honingoogst van te verwachten. Door het zachte voorjaar loopt de ontwikkeling van de bijenvolken twee tot drie weken voor op een normaal winter-voorjaar. 
Dat betekent dat waarschijnlijk begin mei de eerste voorjaarshoning kan worden geoogst en dat omstreeks die tijd de grotere volken al moeten worden gesplitst om zwermen te voorkomen (door broedafleggers te maken). 
De bijen volken staan op zes locaties. Door de bijenkasten te verdelen over de beschikbare plekken probeer ik te voorkomen dat er teveel bijen op één plek staan. Helaas weet je niet altijd hoeveel bijenkasten van collega imkers in de buurt staan. Dit pleit voor en betere registratie van bijenvolken.

Naar het overzicht met al het nieuws