De bijen gaan de komende tijd op wintertros. Dit geeft de imker tijd voor onderhouds-werkzaamheden. De bijenkasten en de bijenstal vragen soms om een verfbeurt en raampjes voor het volgende seizoen kunnen worden gemaakt. 
Het is voor mij tijd om bijenwaskaarsen te maken. Alle bijenramen die te donker zijn gaan de wassmelter in. Zonder draad snij ik de raat uit. Op deze wijze vervang ik ieder jaar ongeveer 50% van mijn raten. 
De was uit de wassmelter is meestal nog vervuild. Daarom smelt ik de was nog een keer (au bain mari). De vloeibare was gaat door een fijne zeef of kaasdoek om de kleinste vervuiling eruit te halen. Bijenwas voor het maken van kaarsen moet zeer schoon zijn anders gaan de kaarsen “ knetteren”. 
Waskaarsen van 100% bijenwas branden niet mooi. Soms zakt de kaars halverwege als een kaartenhuis in. Na lang experimenteren krijg ik de beste kaarsen van bijenwas als ik er 25% parafine aan toevoeg. Dan mag je het nog steeds waskaarsen noemen. Dat betekent dat ik voor de derde keer de was smelt om het te mengen met de parafine. Daarna giet ik het hete mengsel in de klaarstaande mallen. Het vooral goed bevestigen van de lonten in de malletjes is al een werk op zich. Het is belangrijk bij elke diameter kaars de juiste dikte van de lont uit te zoeken. 
Na één dag drogen kunnen de waskaarsen uit de malletjes worden gehaald. De lonten worden vervolgens op maat bijgeknipt en dan is de klus geklaard. Daarna is het met de donkere wintermaanden genieten van de brandende bijenwaskaarsen.